Ontwikkeling van menselijk gedrag volgens Rogers

De A, B, C, D en E Modus.
 

De A modus: (begint bij de geboorte)


Fundament van alle beleving = diffuus totale gevoelstoestand.
Onbegrensdheid.
Onbewustzijn.
Lustvolheid.

De eerste fase is fundamenteler dan elke volgende. De gevoelstoestand van de A modus, is een belevingswijze waaraan je de rest van je leven nooit geheel kunt ontsnappen.
Gevoelens van warmte stromen door je heen, diffuus totaal. Er ontstaat een geheel en al passief wegzinken in behaaglijke onbewustzijn tot de slaap aan toe. Denk aan de baby die tijdens het zogen de ogen wegdraait en in slaap valt.
Regressies via alcohol, medicijnen, narcotica of drugs roepen analoge belevingen op die alle componenten van de A modus inhouden.
Ook via autogene training kun je deze gevoelens oproepen. Een duidelijk gevoel van behaaglijkheid, je lekker voelen, ruim en wijd, warm, een oplossen van de realiteit, van de ik grenzen als van gedachten.
Deze belevingsvorm wordt;

  1. In de A modus voor het eerst gerealiseerd.
  2. In de het verloop van de ontwikkeling progressief ontplooid en voortdurend geactiveerd.
  3. Speelt in alle volgende modi op elk moment in het gedrag mee.

Freud noemde deze modus de oceanische fase
 

De B modus: Een gedifferentieerde activering van de A modus.


Openheid.
Ontvankelijkheid.
Afhankelijkheid en behoeftig,

De B modus komt voor op alle leeftijdniveaus, ook volwassen, en juist dan als complexe eenheid van: Lustvol. Sociaal. Oraal.
Lustvolheid:
Onlust bij zowel kind als volwassene wordt opgeheven door alle soorten van bevrediging, bij uitstek door lekker eten of het snoepje als troost. Later kan dit vervangen worden door drugs of medicijnen, dus door de oraliteit. Verder doet je het ervaren van contact en medeleven, leed en spanningen te boven komen, dus door het sociale.
Lust is dus gekoppeld aan het sociale en het orale.
Sociaal contact:
Dit dempt onlust. Voor zover sociaal contact niet bedreigend is, is het prettig en verkwikkend.
Het lustmoment is eraan gekoppeld, maar evenzeer het orale. Bij bezoek of ontmoetingen hoort een kopje koffie, een borrel, een hapje. Zo worden heel wat zaken bij uistek bij een diner gedaan.
Genegenheid komt binnen de omhelzing (A modus) en in de kus (B modus) tot uitdrukking, hetgeen als bevredigend wordt ervaren. Vele contactspelletjes van moeder en kind zijn opeetspelletjes, zij vindt het kind een lekker jong. Dus ook het sociaal contact is voortdurend gekoppeld aan het bevredigende orale.

Oraliteit:
We zagen hoe oraliteit met lust samengaat, zo is het ook het geval met het sociale, de baby kan niet eten zonder tussenkomst van de moeder. Maar ook wij volwassenen eten niet met de rug naar elkaar toe en liefst niet alleen want dat is ongezellig. We wachten zelfs liever op de ander ondanks de honger (onlust) om samen te kunnen eten. In menige speltherapie zoekt het kind nader contact tot de therapeut via eten en drinken. Dit dus enkele voorbeelden, hoe al het sociale aan het orale gekoppeld is en omgekeerd.
Je ziet dat deze drie aspecten uidrukking zijn van een belevingswijze, de B modus en dat deze structuur voortdurend een rol speelt in allerlei fasen en situaties in je leven.
Freud noemde deze modus de orale fase
 

De C modus:


Toewenden.
Zich openstellen.
In zich opnemen.

Aansluitend op de vorige modus, gaat het kind nu actief bezig met het vervuld raken van voedsel, zoeken naar genegenheid, gewaarwordingen worden waarnemingen.
Er ontstaat een algeheel toewenden van het kind tot de wereld rond de tijd dat de tanden doorbreken. Het eerste grijpen is naar zich toehalen en in de mond brengen, dus ondergeschikt aan oraliteit. Wanneer bij het kind kruipen tot ontwikkeling komt, ontplooit het ook zijn drang tot bemachtigen, het gaat er voortdurend op uit om dingen te pakken. Het pakken in functie van de oraliteit zie je ook bij dieren, deze komen echter niet verder dan deze fase.
Zij leren niet manipuleren wat de baby reeds snel leert; van de dieren bereikt alleen de aap dit laatste. Erikson beschrijft uitvoerig hoe roofzuchtige Sioux indianen bij hun baby orale frustraties oproepen en daarmee agressieve roofzucht kweken.
In het sociale vlak zien we het actieve naar zich toehalen ook; het kind gaat geluiden maken, eventueel schreeuwen om moeders aandacht te krijgen, hiermee de aandacht naar zich toe trekkend. Het kind is er op uit (C) om moeders aandacht te krijgen (B) moeder speelt hierop in en zo wordt het kind weer gerust en bevredigd (A) Aldus ontstaat reeds een actieve wederkerigheid, waarbij een voortdurend samenspel der verschillende modi gerealiseerd wordt. Het vitaal instinctieve van de mens komt in deze modus bijzonder tot uiting, namelijk in hoeverre hij in het leven aan zijn trekken weet te komen, kan vechten om zijn bestaan in functie van zelfbehoud, van behoefte bevrediging en van zijn belangen.
De agressieve component kan nu gemakkelijk gekweekt worden. De orale structuur van het verlangen tref je bij alle soorten verlangens aan. Je kunt watertanden bij lekker eten of van een lekker stuk, het vooruitzicht op een smak geld bij een erfenis. Het watertanden bij het verlangen is een specifiek aspect van gedrag, dat door zijn totaal structuur slechts oraal beleefd kan worden. Onder C zijn te verstaan alle compensatie ter aanvulling van tekort; begeren, buiten zichzelf van verlangen, agressieve bemachtiging behoefte. Ook deze C modus wordt in de rest van het leven verder ontwikkeld.
Freud noemde deze modus de oraal actieve fase.
 

De D modus:


Grip krijgen op.
Beschikken over.
Eigenheid en vrijheid.

Door de isolering van het zittend manipuleren onstaat naast distantie ook overzicht en de keuze mogelijkheid om te manipuleren met bijvoorbeeld dit wel en dat niet, op eigen wijze;
Hiermee ontstaat eerst zelfstandige autonomie, namelijk een zekere vrijheid te beschikken over dingen. Interessant is om te zien hoe bij deze modus ook bij volwassenen het zitten zijn overwaarde blijft behouden in de totale structuur, evenals het orale aspect in de B en C modi.
De denker wordt bijvoorbeeld steeds zittend afgebeeld, maar ook de rechter; de hoogleraar zit te studeren en bezit een leerstoel; de koning zetelt op zijn troon; de vrek zit op zijn geld; hij bezit zijn bezit.
Een ander aspect is de behoefte tot ordening. Het leven van de peuter staat in het teken van ontdekking, ordening en isolering. Zo wordt een gevoel van ruimtelijke ordening maar ook van tijdsordening ontwikkeld; eerst voorlezen voor het naar bed gaan, dan beertje kussen, foto van oma bekijken en dan onder de dekens. Hier mag niet zomaar vanaf geweken worden. De wereld, het handelen krijgt zo zijn structuur, het kind weet waar het aan toe is, krijgt zekerheid en greep op de wereld; het kan via deze gewoontes in zijn wereld gaan wonen. In het sociale vlak ontwikkeld het kind ook greep op zij omgeving, greep op de ouders, koppig niet loslaten wat het wil, hardnekkig en eigenzinnig. Er zijn peuters die hierin sterker zijn dan hun ouders en deze als dingen manipuleren. Vele neurotische ontwikkelingen kunnen gezien worden als afsluiting of loskoppeling van de D modus, van de emotionele modi A B en C. Tegelijkertijd snijd deze persoon zich af van de vitale krachten van zijn bestaan, het persoonlijke van zijn ervaren alsook van zijn levensgeluk.
Freud noemde deze modus de anale fase.
 

De E modus:


Initiatief.
Dynamische zelfbepaling.

Meerdere gedragsmogelijkheden in deze fase moeten worden gezien als uitdrukking, voorwaarde en intensivering van nieuwe gedragsmogelijkheid, namelijk het initiatief; het fallische is hiervan een van de bijzondere vormen. Vanaf nu gaat het kind meetellen en moet je rekening houden met zijn ondernemend willetje. Wanneer de E modus op zich komt te staan krijg je wat Freud secundair narcisme noemde. Dit kan tot uiting komen door bijv. demonstreren, exhiberen, opscheppen, provoceren etc. In deze fase zijn deze nog natuurlijke uitdrukkingen van het experimenteren en het inspelen op deze nieuwe mogelijkheden.
Later kan dit een defensieve functionering worden. In combinatie met de vorige modi opent deze (E) weer nieuwe perspectieven voor de ontwikkeling van het kind. (mens)
Ook dit aspect wordt gaandeweg verder ontwikkeld en kan in allerlei situaties, op verschillende niveaus gerealiseerd worden.

Freud noemde deze modus de fallische fase.

Als F modus zou je eventueel nog kunnen aangeven de modus die ontstaat in de school fase, waarbij het initiatief in echte daden wordt omgezet, verwerkelijkt over langere termijn